Wat was het bijzonder en vreugdevol om met elkaar mee te maken: de doopdienst van 9 februari. In deze dienst zijn vijf kinderen gedoopt. Wat mooi om zoveel ‘ja-woorden’ te horen, luid en duidelijk. Ja tegen de doop waarin God een nog zoveel groter ja zegt tegen ons. God de Vader verzekert ons dat Hij ons aanneemt tot Zijn kinderen en erfgenamen; Christus verzekert ons dat Hij al onze zonden afwast, De Geest verzekert ons dat Hij in ons wil wonen zodat wij volgelingen worden van Jezus Christus. De dienst werd extra feestelijk door de verschillende liederen (variërend van gezang tot lied van ‘Make Some Noise Kids’) en door de bijdragen van de oma’s, de Kindernevendienst en Next Level.
We lazen over de doop van de Ethiopische man in Handelingen 8: 26-39. Door de Geest wordt Filippus gestuurd naar een verlaten weg, en treft daar een Ethiopiër die minister van Financiën is bij de koningin van Ethiopië. Hij is naar Jeruzalem geweest om God te aanbidden en is nu op de terugweg naar huis. Hij leest in het boek van de profeet Jesaja. Filippus vraagt hem of hij begrijpt wat hij leest. ‘Hoe zou ik dat kunnen, als niemand mij de weg wijst?’, is zijn directe en eerlijke antwoord.
Hoe zou ik dat kunnen – als ik jullie tempel niet in mag? Hoe zou ik dat kunnen – als jullie me niet uitnodigen in je kerk? Hoe zou ik dat kunnen – als jullie niet tegen me praten? Hoe zou ik dat kunnen – als jullie me niet zien als volwaardig deel van de gemeente? Als jullie me het gevoel geven dat ik anders ben? Hoe zou ik dat kunnen, tenzij je bij me komt zitten en je me helpt.. en Filippus klimt de wagen in. Hij legt het stuk uit Jesaja uit, en hij verkondigt hem Jezus. Dit gaat over Hem!
En nu begrijpt de Ethiopiër wel wat hij leest. Hij gaat het zo goed begrijpen, dat hij het onmogelijke gelooft: dat God van hem houdt, van hem de Ethiopiër, degene van een ander volk, een andere huidskleur en lichamelijk anders. God heeft hem lief. Hij durft het heel direct en persoonlijk toe te passen wat hij lees – dit gaat niet alleen over iemand lang geleden; dit gaat over Jezus; en dit gaat over mij. God spreekt tegen mij.
Want de Ethiopiër heeft ontdekt: bij Jezus ben ik niet langer een buitenstaander. Ook al kom ik van een ander volk, ook al heb ik een andere huidskleur, ook al ben ik lichamelijk afwijkend. Dan nog… bij Jezus hoor ik er wel bij. Ik ben niet langer een buitenstaander, ik krijg een plek in de gemeenschap, ik ben niet langer alleen, ik hoor erbij. Ook al heb ik geen eigen gezin, ik hoor bij dit gezin. Het gezin van de gemeente.
Alles wat hij hoeft te doen, is zich te laten dopen. Dat is wat de doop is: het teken dat God van ons houdt. Niet vanwege iets wat wij gedaan hebben. Maar vanwege wie God is, Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij toe, en vanwege wat Hij voor ons gedaan heeft door Jezus. Hij heeft ons lief, niet om wat wij doen, maar door Jezus Christus.