Op 17 november vierden we het Heilig Avondmaal. We lazen uit Exodus 3:1-15, over God die Zich openbaart aan Mozes. Over Gods stem die klinkt vanuit de brandende doornstruik die niet verteert.
God openbaart Zich aan Mozes. En hoe staat Mozes hier voor Hem? Niet op zijn paasbest. Mozes staat voor God met de modder aan zijn schoenen. Met het stof in zijn haren. Met het vuil aan zijn handen. In zekere zin is dat ook hoe wij naar de kerk komen. Als het goed is, komen we hier met meer van onze menselijkheid en kwetsbaarheid dan hoe we op de meeste plaatsen durven komen. Hier hoeven we geen schijn op te houden. De kerk is onze reddingsboei.
Hoe staan wij voor God? Ook niet op ons Paasbest. Wij staan voor God met de modder aan onze schoenen. Met het zand in ons haar. Met het vuil aan onze handen. Wij kunnen niet voor God bestaan. Mozes had een doodslag op zijn geweten. Wij waarschijnlijk niet. God heeft ons genadig bewaard van allerlei situaties waarin wij onszelf ook danig zouden zijn tegengevallen. Maar wij hebben wel keer op keer de ander liefde onthouden. En we hebben God liefde onthouden. Al die keren dat we vooral dachten aan onszelf. Al die keren dat we God eigenlijk niet geloofden. We komen hier om te belijden dat we verdwaald zijn en zelf de weg naar huis niet vinden. We kunnen onszelf niet redden. We komen hier om onze zonden te belijden.
God zegt: kom niet dichterbij, doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat is heilige grond. Dat stukje wildernis, dat stukje woestijn waar Mozes was met de schapen, dat stukje niemandsland waar hij was heen gevlucht. En waarom is het heilige grond? Omdat het de plek is die God kiest om Zich te openbaren.
De grond waarop wij staan en zitten is heilige grond omdat God Zich er openbaart aan ons. Op deze grond. Hier. Waar eeuwen lang mensen gekomen zijn. Waar kinderen zijn gedoopt, mensen zijn getrouwd, en zijn begraven. Waar eeuwenlang mensen gekomen zijn om de belangrijkste momenten uit hun leven aan God op te dragen, de meest blije momenten en de meest verdrietige. Om ze te wijden aan God. En de plek waar eeuwenlang mensen gekomen zijn elke week om hun gewone leven op dragen aan God. En waar we soms beseffen dat God ons er even bovenuit tilt. En ons even doet ervaren waar Hij voor ons bedoelt en dat we niet alleen zijn.
God is heilig en wij zijn dat niet. God is zo heilig, dat wij Zijn heiligheid niet aankunnen. Zo heilig, dat Mozes niet dichterbij mocht komen. Want dan zou hij niet in leven blijven. En toch wil Hij niets liever dan dat we wel dichterbij kunnen komen. Eeuwen na Mozes is God nog veel dichterbij gekomen dan in de brandende doornstruik. Zo dichtbij dat we Hem niet herkenden. Zo dichtbij dat Hij het brood brak en de wijn rondgaf. Zo dichtbij. En tegelijk ging Hij zover. In Zijn leven voor ons ging Hij zo ver. En in Zijn sterven ging Hij nog veel verder. Hij die de dood in ging, om ons daaruit te halen. Hij nodigt ons uit om dichterbij te komen. Neemt, eet, dit is Mijn lichaam dat voor u gebroken wordt.