Bij de diensten

·

22 november

Vandaag was de laatste zondag van het kerkelijk jaar: de zondag waarop wij de overledenen gedenken. Wij gedenken allen die tot onze gemeente hebben behoord of zich met onze gemeente verbonden hebben geweten. Tevens gedenken wij andere personen van wie gemeenteleden het op prijs stellen dat ook hun namen genoemd worden. We hebben hun namen genoemd en bij elke naam hebben we een kaars ontstoken aan de Paaskaars. Die is voor ons het symbool van de hoop die in ons is. Christus is ons leven en omdat Hij leeft gaan mensen die op Hem hun vertrouwen stellen niet voorbij. Bij Hem zijn we veilig en we verwachten de Opstanding van de doden.

We lazen Jesaja 58: 3-10 en lazen verder in Mattheus 25: de verzen 31-46, over de komst van de Mensenzoon.

Wij vragen ons zo vaak af waar God is… Dat kunnen we ons afvragen als ons leven voortkabbelt. En we kunnen het ons afvragen als we moeilijke dingen meemaken. Waar was Hij het afgelopen toen mijn geliefde van ons weggleed? Waarom gebeurde dat? En waarom nu? Of misschien hebben wel wel vrede met het overlijden. Veel van de gestorvenen hebben een gezegende leeftijd bereikt. Maar we kunnen ons wel alleen voelen. En ons afvragen waarom we God niet dichterbij ervaren. En soms worden die vragen zo, dat we ons afvragen of Hij er überhaupt wel is… en we gaan denken over dat hele grote heelal en of het wel kan. En of het wel waar kan zijn, een Verlosser aan een kruis, hoe kan het…

Maar met dat we ons al die vragen stellen, maken we het onszelf ook zo ingewikkeld.

Jezus zegt in dit verhaal: ik maak het makkelijk voor je om Me te vinden. Ken je iemand die ziek is? daar kun je Me vinden. Ken je iemand die honger heeft of in de gevangenis is? Misschien niet, maar die weet je vast wel te vinden.. daar kun je Mij vinden. Jezus is onder ons. Alleen Hij is vermomd. Vermomd als de zwerver. Vermomd als de zieke. Vermomd als de gevangene. Vermomd als de vreemdeling. God komt tot ons in het gebroken lichaam, in het gebroken hart, en de gebroken geest. Maar we vinden het te gênant, te confronterend, dus we blijven weg..

Wanneer Jezus ons oordeelt, willen wij voor de dag komen in onze prestaties, ons bezit, onze mooie buitenkant. Maar Hij kijkt er doorheen. Hij kijkt naar ons hart. En wat er leeft in ons hart dat komt tot uiting in wat we doen als de camera’s niet aan staan. Als een ander niet kijkt. Als Jezus ons aankijkt, dan durven we misschien ook eindelijk toe te geven dat wij zelf hongerig zijn, en dorstig, en ziek en naakt en gevangen in onze eigen angst. Oog in oog met Jezus kunnen we eerlijk zijn. Hij is ook eerlijk met ons.

En Hij weet waar Hij het over heeft. Hij is Degene die hongerig is geworden voor ons. Hij leed honger in de wildernis, 40 dagen, toen hij werd verzocht door de duivel. De duivel bood Hem aan om een steen in brood te veranderen. Hij heeft dorst geleden voor ons aan het kruis. Toen kreeg hij een spons met azijn toegestoken. Hij is Degene die vreemdeling is geworden. Hij die hoorde bij de Vader, heeft het huis van Zijn Vader verlaten om naar deze aarde te komen, waar Hij vreemdeling was.

Hij heeft zich laten gevangen nemen voor ons. Hij is ziek geworden voor ons. Waar Hij naakt geworden is voor ons. Ze hebben Hem Zijn kleren afgenomen, gegeseld en geslagen en gehangen aan een kruis. Om ons te verlossen, om ons te genezen, om ons te kleden, om ons te voeden en ons te laven tot het eeuwige leven.