Op 10 mei lazen we Exodus 19: 1-11, 16-25 en 1 Petrus 2: 1-10. In Exodus 19 sluit God een verbond met het volk op de Sinaï. De Here God is heilig. En het is Zijn bedoeling dat Israël ook heilig is: ‘een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk’ (Ex. 19:6). Israël wordt afgezonderd door God om een priestervolk te worden, voor het heil van de hele wereld. Ze zijn apart gezet om tot zegen te zijn. Om namens de wereld God te loven. Om namens de wereld te bidden tot God en de wereld te laten zien wie deze God is. Wanneer Petrus schrijft aan de nieuwe christelijke gemeente, haalt hij deze taal aan over heilig-zijn en priesterschap. ‘Vorm een heilig priesterschap..’ (1 Petrus 2:5). ‘Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie…’ (1 Petrus 2:9).
We zijn bedoeld als een heilig priesterschap. Wat betekent dat bijvoorbeeld voor ons? Dat we slecht tegen onrecht kunnen. Dat je niet meer mee wilt doen met roddelen. Heilig zijn betekent niet dat je perfect bent, maar dat het wel duidelijk is voor de ander: dat je bij God hoort. Het betekent dat we bestemd zijn voor de dienst aan God. En wanneer iets in staat tussen God en ons, dat we schoon schip maken.
Heilig zijn betekent apart gezet zijn. Wij zijn apart gezet door God om tot zegen te zijn voor de wereld. Om namens de wereld God te loven. Om namens de wereld te bidden tot Hem, en om anderen uit te nodigen daarin mee te doen. En we zijn geroepen om zegenend aanwezig te zijn in deze wereld. Hij zet ons apart om de wereld te herinneren aan God. Dat Hij er is. En dat er dus hoop is. Hoop voor deze onheilige wereld, omdat er een God is die heilig is en die afdaalt naar ons. Heilig zijn betekent hoopvol zijn.