Op de derde zondag in de 40-dagen tijd lazen we Lukas 31-34 en 54-62 over Petrus die Jezus verloochent. Hij is Jezus gevolgd vanaf een afstand, tot bij het huis van de hogepriester. Van toeschouwer wordt hij deelnemer. Hij dacht anoniem te blijven, maar wordt herkend. Daar is hij niet tegen opgewassen. Hij zegt drie keer nee: nee, ik ken Hem niet. Petrus, die eerder had uitgeroepen tegen Jezus dat hij zelfs bereid was om gevangenis en dood in te gaan met Hem. Op het moment suprême, struikelt hij, en valt. Dat is pijnlijk. En toch, op dat donkerste moment in zijn leven, is hij niet buiten het bereik van Jezus. Zelfs op weg naar het kruis, kan Jezus hem bereiken, door de haan die kraait en door Petrus aan te kijken. Daardoor herinnert Petrus zich de woorden die Jezus had gezegd. Hij gaat naar buiten en huilt: tranen van verdriet; en tranen van berouw. Wat leren we hiervan?
Wie meent te staan ziet toe dat hij niet valle…
We zijn nergens buiten het bereik van Jezus.
Hoe zwak ons berouw ook is, en hoe wanhopig, als het oprecht is: God veracht het niet, Hij neemt ons aan;
Juist dit verhaal over een van de grote leiders van de kerk, is opgetekend in het evangelie: als er één plek is waar we eerlijk kunnen zijn, dan wel in de kerk.
Dat onze donkerste nacht kan worden getransformeerd en opgenomen kan worden in Gods weg met ons.
Dat Gods belofte aan onze val vooraf gaat: ‘Ik heb voor je gebeden, dat je geloof niet zou bezwijken’. Jezus maakt zich geen illusies over ons; onze val is al verdisconteerd in de rekening die Hij heeft betaald voor ons leven.
Dat geeft hoop; en dat geeft toekomst.
‘Ja, Hij spaart ons en Hij redt ons, Hij kent onze broze kracht. Hij bewaart ons, Hij ontzet ons van de boze en zijn macht. Loof uw Heiland, loof uw Heiland, die het licht is in de nacht’ (NLB 103c:3).